proces

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  proces    (hulp, bestand)
  • IPA: /proˈsɛs/
Woordafbreking
  • pro·ces
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verloop van een zaak’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • Van het Latijnse processus, zelfstandig naamwoord en voltooid deelwoord van procedere [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord proces processen
verkleinwoord procesje procesjes

Zelfstandig naamwoord

proces o

  1. (juridisch) een strafproces of rechtszaak
    • Een proces heropenen. 
  1. de stroom van gelijksoortige gebeurtenissen of handelingen [3]
    • Het verloop van het proces vertoont telkens weer grote gelijkenis. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord proces staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.