rechtszaak
Nederlands
Woordafbreking
- rechts·zaak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van recht en zaak met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rechtszaak | rechtszaken |
verkleinwoord | rechtszaakje | rechtszaakjes |
Zelfstandig naamwoord
rechtszaak v/m
- (juridisch) een geschil dat twee of meer partijen hebben over hun rechten en dat zij aan de uitspraak van een rechter onderwerpen
- Ze spannen een rechtszaak aan tegen dat bedrijf.
Uitdrukkingen en gezegden
- Een rechtszaak aanspannen/beginnen.
Vertalingen
1. een geschil dat twee of meer partijen hebben over hun rechten en dat zij aan de uitspraak van een rechter onderwerpen
Gangbaarheid
- Het woord rechtszaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rechtszaak' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.