trial
![](../I/m/Gara_di_Trial_Italia.jpg)
Motor-trial
Nederlands
Woordafbreking
- tri·al
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘proef’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
- Engels leenwoord voor “poging” of “beproeving”
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trial | trials |
verkleinwoord | trialtje | trialtjes |
Zelfstandig naamwoord
trial m
- (sport) een behendigheidswedstrijd waarin de deelnemers met hun voertuig een parkoers met allerlei hindernissen moeten afleggen
- Bij trial voor motorfietsen moet de rijder de voeten op de voetrusten houden.
Hyperoniemen
- behendigheidswedstrijd
Afgeleide begrippen
- auto-trial, fiets-trial, motor-trial, truck-trial
Gangbaarheid
- Het woord trial staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'trial' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
Engels
enkelvoud | meervoud |
---|---|
trial | trials |
Zelfstandig naamwoord
trial
- (juridisch): rechtszitting, proces
- (sport): trial, een behendigheidswedstrijd
- (wetenschap) probeersel
Frans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.