principe
Nederlands
Woordafbreking
- prin·ci·pe
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beginsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1830 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | principe | principes |
verkleinwoord | principetje | principetjes |
Zelfstandig naamwoord
principe o
- een grondoorzaak, werkend beginsel
- Dat is het principe.
- een grondbeginsel, grondstelling
- In principe zou dat moeten kunnen...
- een stelregel
- Uit principe doe ik dat niet.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Gangbaarheid
- Het woord principe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'principe' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Italiaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ˈprintʃipe/
Woordafbreking
- prin·ci·pe
Verwante begrippen
- principato
- principe azzurro
- principe consorte
- principesco
- principessa
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | principe | principi |
vrouwelijk | principe | principi |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.