adequaat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  adequaat    (hulp, bestand)
  • IPA: /a.de.'kʋat/
Woordafbreking
  • ade·quaat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘overeenkomstig’ voor het eerst aangetroffen in 1658 [1]
  • Afkomstig uit het Latijn.
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen adequaatadequateradequaatst
verbogen adequateadequatereadequaatste
partitief adequaatsadequaters-

Bijvoeglijk naamwoord

Bijwoord

adequaat

  1. correct en passend bij het beoogde doel
    • Zout is een adequaat middel tegen gladheid. 
    • De piloot reageerde adequaat toen de motoren van het vliegtuig uitvielen en wist het vliegtuig keurig op de snelweg te laten landen. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • adequaatheid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord adequaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.