pasado
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Zelfstandig naamwoord
pasado m
- verleden
- (grammatica) verleden tijd
- overloper (gedeserteerde militair die daarna voor de vijand dient)
Bijvoeglijk naamwoord
pasado
- voorbij, verleden, voormalig, vervlogen, vorig
- doorbakken
- overrijp (fruit)
- ranzig
- zuur (melk)
- bedorven
- «el martes pasado»
- verleden dinsdag
- «el martes pasado»
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pasar |
pasado
- voltooid deelwoord (participio) van pasar
vervoeging van |
---|
pasarse |
pasado
- voltooid deelwoord (participio) van pasarse
Verwijzingen
- pasado in: Diccionario de la lengua española op de website van de Real Academia Española
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.