paniek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·niek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schrik’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord paniek panieken
verkleinwoord paniekje paniekjes

Zelfstandig naamwoord

paniek v

  1. plotselinge hevige schrik voor een echt of vermeend gevaar
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord paniek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.