paniekaanval
Nederlands
Woordafbreking
- pa·niek·aan·val
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van paniek en aanval
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paniekaanval | paniekaanvallen |
verkleinwoord | paniekaanvalletje | paniekaanvalletjes |
Zelfstandig naamwoord
paniekaanval
- een uiting van intense angst die meestal plotseling begint en niet erg lang duurt (doorgaans enkele minuten tot een half uur)
- Neem J.F., een voorkomende jongen uit Wierden. Op zijn achttiende krijgt hij last van angstaanvallen. Hij bijt ’s nachts gaten in zijn kussensloop. Wil hij naar dansles, dan moet zijn moeder mee. Totdat op den duur zelfs slapen te eng voor hem wordt. J. komt nauwelijks nog het huis uit. Hij probeert van alles: therapie, praatgroepen, medicijnen. Niks hielp, zegt hij, en dat zeggen ook zijn ouders. Waarom zou iemand als Jarno dan voor een tv-programma nóg een poging doen? [1]
Gangbaarheid
- Het woord paniekaanval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'paniekaanval' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Lineke Nieber 23 november 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.