concluderen
Nederlands
Woordafbreking
- con·clu·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘besluiten’ voor het eerst aangetroffen in 1370 [1]
- afgeleid van het Franse concluder (thans conclure) of daarvoor van het Latijnse 'conclūdere' met het achtervoegsel -eren [2]
[3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
concluderen |
concludeerde |
geconcludeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
concluderen
- overgankelijk tot een eis komen
- Hij werd tot invrijheidsstelling geconcludeerd.
- overgankelijk tot een besluit komen, een conclusie trekken
- Hieruit concludeer ik dat u niet goed genoeg opgelet heeft.
Vertalingen
2. (overgankelijk) tot een besluit komen
Gangbaarheid
- Het woord concluderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'concluderen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.