grimeren
Nederlands
Woordafbreking
- gri·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schminken’ voor het eerst aangetroffen in 1888 [1]
- afgeleid van het Franse grimer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
grimeren |
grimeerde |
gegrimeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
grimeren [3]
- overgankelijk schminken om er de voor de rol vereiste uitdrukking aan te geven
Synoniemen
- blanketten, maquilleren, opmaken
Gangbaarheid
- Het woord grimeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grimeren' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.