oogmerk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: oogmerk (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈoχmεrk/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈoxmεrk/
Woordafbreking
- oog·merk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van oog en merk [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oogmerk | oogmerken |
verkleinwoord | oogmerkje | oogmerkjes |
Zelfstandig naamwoord
oogmerk o
- een bedoeling
- Hij opende een restaurant met het oogmerk rijk te worden.
Gangbaarheid
- Het woord oogmerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'oogmerk' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.