toneel
Nederlands
Woordafbreking
- to·neel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toneel | tonelen [1,3] |
verkleinwoord | toneeltje [1] | toneeltjes [1] |
Zelfstandig naamwoord
toneel o
- een ruimte gereedgemaakt voor een vertoning of optreden voor een publiek
- Het was maar een klein toneel, maar ze maakten er goed gebruik van.
- kunstvorm die gebruik maakt van [1] om een publiek op een schouwspel te vergasten
- Het toneel was altijd al zijn grote liefde geweest.
- een schouwspel dat zich ontvouwt alsof het een toneelspel was
- De tonelen die zich na de machtsovername afspeelden zijn nauwelijks te beschrijven.
Hyponiemen
|
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord toneel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'toneel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.