naald

[1] Een naald.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  naald    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /naɫt/
    • (Vlaanderen, Brabant): /naɫt/
    • (Limburg): /nald/
Woordafbreking
  • naald
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘dunne stift om te naaien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1156 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord naald naalden
verkleinwoord naaldje naaldjes

Zelfstandig naamwoord

naald v/m

  1. (gereedschap) een soort gereedschap dat gebruikt wordt voor het aan elkaar bevestigen (naaien) van kledingstukken of andere voorwerpen van stof, zoals leer
  2. (techniek) de wijzer van een instrument: kompas, weegschaal enz.
  3. (elektronica) de aftaster van een grammofoon
  4. (medisch) deel van een injectiespuit
  5. een lang en slank gedenkteken bijvoorbeeld een obelisk
  6. (bouwkunde) een aanslaglijst van een deur of raam, ook wel tong- of stolpnaald genoemd
  7. (plantkunde) het lang, slank blad van een conifeer
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • zoeken naar een naald in een hooiberg
een onmogelijke taak proberen uit te voeren
  • Door het oog van de naald kruipen
ternauwernood aan gevaar ontsnappen
  • Heet van de naald zijn
direct iets doorvertellen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord naald staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.