misdrijf
Nederlands
Woordafbreking
- mis·drijf
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘strafbaar feit’ voor het eerst aangetroffen in 1626 [1]
- samenstelling van mis bn en drijf ww [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | misdrijf | misdrijven |
verkleinwoord | misdrijfje | misdrijfjes |
Zelfstandig naamwoord
misdrijf o
- Het misdrijf werd door de rechter zwaar bestraft.
Hyponiemen
- ambtsmisdrijf, geweldsmisdrijf, halsmisdrijf, oorlogsmisdrijf, persmisdrijf, vluchtmisdrijf, zedenmisdrijf
Vertalingen
1. een misdaad of delict
|
Gangbaarheid
- Het woord misdrijf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'misdrijf' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
misdrijven |
misdrijf
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misdrijven
- Ik misdrijf.
- gebiedende wijs van misdrijven
- Misdrijf!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misdrijven
- Misdrijf je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.