delict
Nederlands
Woordafbreking
- de·lict
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘strafbaar feit’ voor het eerst aangetroffen in 1503 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | delict | delicten |
verkleinwoord | delictje | delictjes |
Zelfstandig naamwoord
delict o
- (juridisch) een gedraging die bij de wet verboden is zowel de ernstige misdaden als de minder ernstige overtredingen
- Op delicten rust straf.
Synoniemen
- strafbaar feit, vergrijp
Hyponiemen
|
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
- delictsomschrijving
Gangbaarheid
- Het woord delict staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'delict' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.