mans
Nederlands
Woordafbreking
- mans
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘Bargoens: geldbakje’ voor het eerst aangetroffen in 1924 [1]
- Afgeleid van man met het achtervoegsel -s
stellend | |
---|---|
onverbogen | mans |
verbogen | (alleen predicaat) |
Bijvoeglijk naamwoord
mans
- tot iets in staat
- Deze mierensoort is heel wat mans.
Zelfstandig naamwoord
mans
- genitief van man, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
Gangbaarheid
- Het woord mans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mans' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
Lets
Bezittelijk voornaamwoord
mans
- mijn, van mij (bij het enkelvoud van een mannelijk woord in de nominatief of vocatief)
Zweeds
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Naar frequentie | 2123 |
---|
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.