mans

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mans
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘Bargoens: geldbakje’ voor het eerst aangetroffen in 1924 [1]
  • Afgeleid van man met het achtervoegsel -s
stellend
onverbogen mans
verbogen (alleen
predicaat)

Bijvoeglijk naamwoord

mans

  1. tot iets in staat
    • Deze mierensoort is heel wat mans. 

Zelfstandig naamwoord

mans

  1. genitief van man, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
Uitdrukkingen en gezegden

Gangbaarheid

  • Het woord mans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Lets

1e persoonenkelvoudmeervoud
naamvalmvmv
nominatiefmansmanamanimanas
genitiefmanamanasmanumanu
datiefmanammanaimaniemmanām
accusatiefmanumanumanusmanas
instrumentalismanumanumaniemmanām
locatiefmanāmanāmanosmanās
vocatiefmansmanamanimanas

Bezittelijk voornaamwoord

mans

  1. mijn, van mij (bij het enkelvoud van een mannelijk woord in de nominatief of vocatief)

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Naar frequentie 2123

Zelfstandig naamwoord

mans

  1. genitief onbepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van man
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.