luier
Nederlands
Woordafbreking
- lui·er
Zelfstandig naamwoord
luier v/m
- vocht absorberend kledingstuk dat wordt gedragen door een incontinente persoon, inz. door een baby
Hyponiemen
- incontinentieluier, inlegluier, wegwerpluier
Vertalingen
1.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
luieren |
luier
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van luieren
- Ik luier.
- gebiedende wijs van luieren
- Luier!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van luieren
- Luier je?
Gangbaarheid
- Het woord luier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'luier' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.