incontinent
Nederlands
Woordafbreking
- in·con·ti·nent
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | incontinent | incontinenter | incontinentst |
verbogen | incontinente | incontinentere | incontinentste |
partitief | incontinents | incontinenters | - |
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘urine of ontlasting niet kunnende ophouden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1950 [1]
Bijvoeglijk naamwoord
incontinent
- (medisch) niet in staat de urine of ontlasting te beheersen
- Hij verzorgde zijn incontinente moeder enige tijd zelf, maar dat viel uiteindelijk niet vol te houden.
Gangbaarheid
- Het woord incontinent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'incontinent' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.