link
Nederlands
Woordafbreking
- link
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | link | linker | linkst |
verbogen | linke | linkere | linkste |
partitief | links | linkers | - |
Woordherkomst en -opbouw
Bijvoeglijk naamwoord
link
- gevaarlijk, riskant
- Voor Europeanen is autorijden in Engeland een linke zaak.
- sluw
- Zakkenrollers zijn erg link.
Synoniemen
- [1] gevaarlijk, riskant, hachelijk,
- [2] sluw
Hyponiemen
- bloedjelink, bloedlink
Zelfstandig naamwoord
link m
- een betrekking of relatie
- Kun jij wél een link leggen tussen die gebeurtenissen?
- (informatica) een verwijzing
- Klik op deze link om door te gaan.
Hyponiemen
- datalink, dieplink, hyperlink, i.Link, interwikilink, weblink
Vertalingen
1. een betrekking of relatie
Werkwoord
vervoeging van |
---|
linken |
link
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van linken
- Ik link.
- gebiedende wijs van linken
- Link!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van linken
- Link je?
Gangbaarheid
- Het woord link staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'link' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.