linker
Nederlands
Woordafbreking
- lin·ker
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘tegenover rechter’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
- Afgeleid van links met het achtervoegsel -er
stellend | |
---|---|
onverbogen | linker |
verbogen |
Bijvoeglijk naamwoord
linker [2]
- aan die zijde van het lichaam waar gewoonlijk het hart zit
- Waar is de linker handschoen gebleven?
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | linker | linkers |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
linker [4]
- (informatica) link-editor (programma om diverse sourcecodes te 'linken')
Gangbaarheid
- Het woord linker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'linker' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "linker" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- linker op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.