hachelijk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·che·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gevaarlijk’ voor het eerst aangetroffen in 1600 [1]
  • afgeleid van hacht met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e- [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen hachelijkhachelijkerhachelijkst
verbogen hachelijkehachelijkerehachelijkste
partitief hachelijkshachelijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

hachelijk

  1. aanmerkelijk aan gevaar of risico blootstaand
    • De tocht over het ijsveld was een hachelijke onderneming. 
Afgeleide begrippen
  • hachelijkheid
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hachelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.