uitlaten
![](../I/m/DSC_6294_(5854644715)_(2).jpg)
[2] De hond uitlaten.
Nederlands
Woordafbreking
- uit·la·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en laten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitlaten |
liet uit |
uitgelaten |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
uitlaten
- overgankelijk iemand ~: iemand het huis uit begeleiden
- Laat jij de gasten even uit?
- overgankelijk iets ~: een huisdier -meest een hond- naar buiten laten
- De hond wordt altijd 's avonds nog even uitgelaten.
- wederkerend zich ~ over: een uitspraak ergens over doen
- De bewindsman liet zich hier niet over uit.
Gangbaarheid
- Het woord uitlaten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitlaten' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.