kwartel
Nederlands
Woordafbreking
- kwar·tel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘hoendervogel’ voor het eerst aangetroffen in 1537 [1]
- (erfwoord): Afkomstig van Vroegnieuwnederlands quartel (1537), met het achtervoegsel -el en uit Indo-Europees *u̯ortokʷ-, zoals Grieks ortíki (ορτύκι (el)), Perzisch vartij’ (ورتیج (fa)) en Sanskriet vartaka (वर्तका (sa)).[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kwartel | kwartels |
verkleinwoord | kwarteltje | kwarteltjes |
Hyponiemen
- boomkwartel
Afgeleide begrippen
- kwartelei, kwartelhond, kwartelkoning, kwartelkuiken, kwartelslag
Uitdrukkingen en gezegden
- Zo doof als een kwartel zijn
Erg doof zijn
Vertalingen
1. Coturnix coturnix, vederwild en hoendervogel
|
|
Gangbaarheid
- Het woord kwartel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kwartel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.