kust
Nederlands
Woordafbreking
- kust
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘grens tussen land en zee’ voor het eerst aangetroffen in 1436 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kust | kusten |
verkleinwoord | kustje | kustjes |
Zelfstandig naamwoord
kust v/m
- de waterkant langs de zee
- een keuze
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- te kust en te keur - meer dan voldoende keuze
Vertalingen
1. de waterkant langs de zee
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kussen |
kust
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kussen
- Jij kust.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kussen
- Hij kust.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van kussen
- Kust!
Gangbaarheid
- Het woord kust staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kust' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.