kuis

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kuis
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘rein, ingetogen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kuis kuizen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

kuis v [2] [3]

  1. jonge koe (jonger dan negen maanden) [4] [5]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen kuiskuiserkuist
verbogen kuisekuiserekuiste
partitief kuiskuisers-

Bijvoeglijk naamwoord

kuis v

  1. (seksualiteit) seksueel ingetogen [6]
  2. (Vlaams) rein, schoon, zindelijk, zuiver
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kuisen

kuis

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kuisen
    • Ik kuis. 
  2. gebiedende wijs van kuisen
    • Kuis! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kuisen
    • Kuis je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.