teil
Nederlands
Woordafbreking
- teil
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1260 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | teil | teilen |
verkleinwoord | teiltje | teiltjes |
Zelfstandig naamwoord
teil v/m
- brede waterdichte bak
- Hij maakte een teil met sop om zijn motor schoon te maken.
- Kent u ze nog, de lavetten van de beroemde Baarnse Ocrietfabriek? Het was een technische innovatie van de bovenste plank. Tot de komst van deze okerkleurige ronde granito badkuipjes, die voorzien van een kunststof schoep ook in staat waren om de was te draaien, bestond het doen van de was uit een zinken teil, ketels heet water, een geribbeld wasbord, een hard stuk Sunlight zeep en vooral veel tijd. U [2]
Gangbaarheid
- Het woord teil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'teil' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.