krijger
Nederlands
Woordafbreking
- krijĀ·ger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krijger | krijgers |
verkleinwoord | krijgertje | krijgertjes |
Zelfstandig naamwoord
krijger m
- iemand die zich toelegt op het voeren van oorlog, met name tussen stammen
- De krijgers van de Lakota, Cheyenne en Arapho brachten Custer een gevoelige nederlaag toe.
Vertalingen
1. iemand die zich toelegt op het voeren van oorlog, met name tussen stammen
Gangbaarheid
- Het woord krijger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'krijger' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.