kinderopvang
Nederlands
Woordafbreking
- kin·der·op·vang
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kind en opvang met het invoegsel -er-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kinderopvang | kinderopvangen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
kinderopvang m
- verzorging van kinderen gedurende de afwezigheid van de ouders
- plek waar verzorging van kinderen gedurende de afwezigheid van de ouders plaatsvindt
- De introductie van marktwerking in de kinderopvang in 2005 heeft niet geleid tot een stijging van de kwaliteit in die sector [1]
Hyponiemen
- 24-uurs kinderopvang
Verwante begrippen
- buitenschoolse opvang, gastouder, kinderdagverblijf, naschoolse opvang, ouderparticipatie bso, ouderparticipatiecrèche, peuterspeelzaal, tussenschoolse opvang, voorschoolse opvang
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord kinderopvang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kinderopvang' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.