kers
Nederlands
Woordafbreking
- kers
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kruisbloemige plant, waterkers e.d.’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1170 [1]
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vrucht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kers | kersen |
verkleinwoord | kersje | kersjes |
Zelfstandig naamwoord
kers v / m
- (plantkunde), (fruit) Prunus avium
Prunus cerasus vrucht van de kersenboom
Hyponiemen
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
|
Verwante begrippen
- zoete kers, zure kers
Zelfstandig naamwoord
kers m
- (plantkunde) Prunus avium
Prunus cerasus boom waaraan kersen groeien o.a. de voornoemde soorten.
Verwante begrippen
- wilde kersenboom, zure-kersenboom, kersenbomenhout
Gangbaarheid
- Het woord kers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kers' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.