kers

Kersen.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kers    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɛrs/
Woordafbreking
  • kers
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kruisbloemige plant, waterkers e.d.’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1170 [1]
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vrucht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kers kersen
verkleinwoord kersje kersjes

Zelfstandig naamwoord

kers v / m

  1. (plantkunde), (fruit) Prunus avium Prunus cerasus vrucht van de kersenboom
Hyponiemen
  • laurierkers
  • moeraskers
  • mosterdkers
  • paratuinkers
  • peperkers
  • pijlkruidkers
Afgeleide begrippen
  • kersappel
  • kerselaar
  • kersenbier
  • kersenbloei
  • kersenbloesem
  • kersenbomenhout
Verwante begrippen
  • zoete kers, zure kers
Verwante begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord kers -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

kers m

  1. (plantkunde) Prunus avium Prunus cerasus boom waaraan kersen groeien o.a. de voornoemde soorten.
Synoniemen
Verwante begrippen
  • wilde kersenboom, zure-kersenboom, kersenbomenhout
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.