kerselaar
![]() Kerselaren (1) in bloei. |
![]() Een plank van kerselaar (2). |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kerselaar (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈkɛr.sə.ˌlaːr/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈkɛr.sə.ˌlaːr/
Woordafbreking
- ker·se·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerselaar | kerselaars kerselaren |
verkleinwoord | kerselaartje | kerselaartjes |
Zelfstandig naamwoord
kerselaar m
- (België) (plantkunde) een boom uit het geslacht Prunus
- (België) het hout van een boom uit het geslacht Prunus
Vertalingen
1. een boom uit het geslacht Prunus
2. het hout van een boom uit het geslacht Prunus
Gangbaarheid
- Het woord kerselaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kerselaar' herkend door:
35 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.