keer
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
keer m
- Die fout maak je elke keer.
Hyponiemen
- letterkeer, ommekeer, tekeer, terugkeer, thuiskeer
Uitdrukkingen en gezegden
- geen enkele keer
- voor de eerste keer
Vertalingen
1. telkens terugkerend tijdstip waarop iets gebeurt
geen enkele keer
|
voor de eerste keer
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
keren |
keer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van keren
- Ik keer.
- gebiedende wijs van keren
- Keer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van keren
- Keer je?
Gangbaarheid
- Het woord keer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'keer' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Afrikaans
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
keer |
gekeer |
volledig |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.