hinderen
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
hinderen | hinderend |
hindernis | gehinderd |
hinder | hinderlijk |
Woordafbreking
- hin·de·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hinderen /'ɦɪndərə(n)/ |
hinderde /'ɦɪndərdə/ |
gehinderd /ɣə'ɦɪndərt/ |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
hinderen
- overgankelijk de voortgang verstoren
- overgankelijk iets of iemand storen in zijn/haar bezigheden
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord hinderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hinderen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.