herbergier
Nederlands
Woordafbreking
- her·ber·gier
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘waard’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
- afgeleid van herberg met het achtervoegsel -ier [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | herbergier | herbergiers |
verkleinwoord | herbergiertje | herbergiertjes |
Zelfstandig naamwoord
herbergier m
- (beroep) iemand die een herberg exploiteert
- De oude herbergier overleed twee weken geleden.
Afgeleide begrippen
- herbergierskrijt
Gangbaarheid
- Het woord herbergier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'herbergier' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.