knaapje

2. aan een kapstok te hangen voorwerp om kleding over te hangen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  knaapje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈknapjə/
Woordafbreking
  • knaap·je
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘klerenhanger’ voor het eerst aangetroffen in 1837 [1]
  • [1]: knaap met het achtervoegsel -je
  • [2]: (figuurlijk) gebruik van [1] voor voorwerpen die een steunende of dragende functie hadden [2][3]

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord knaapje knaapjes

Zelfstandig naamwoord

knaapje o

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord knaap
  2. dim. tant. aan een kapstok te hangen voorwerp om kleding over te hangen
    • Hang dat jasje even op een knaapje! 
Synoniemen

[2] kledinghanger

Gangbaarheid

  • Het woord knaapje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.