oorhanger
Nederlands
Woordafbreking
- oor·han·ger
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van oor zn en hanger zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oorhanger | oorhangers |
verkleinwoord | oorhangertje | oorhangertjes |
Zelfstandig naamwoord
oorhanger m [1]
- sieraad dat men aan de oorlel hangt
- Natuurlijk kunnen ook sieraden niet ontbreken - net als Máxima maak je iedere outfit compleet met een paar prachtige oorbellen en armbanden. Deze keer koos ze voor lange oorhangers met amberkleurige stenen en draagt ze aan haar linkerarm gouden armbanden.[2]
- De oorspronkelijke collectie van zeven sieraden was gebaseerd op impressies die Margarita had opgedaan in de natuur. 'De patronen van takken en bladeren fascineerden me', zei ze destijds. De fascinatie leidde tot een grafische voorstelling van bladeren voor oorhangers, halskettingen, een haarspeld en een ring.[3]
Gangbaarheid
- Het woord oorhanger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'oorhanger' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 26 apr. 2017
- de Telegraaf 31 jan. 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.