hamer

[1] Een hamer (klauwhamer).

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hamer    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhamər/
Woordafbreking
  • ha·mer
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘werktuig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 801 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hamer hamers
verkleinwoord hamertje hamertjes

Zelfstandig naamwoord

hamer m

  1. (gereedschap) werktuig dat kan worden gebruikt om te slaan
    • Hij probeerde met de hamer hard op de spijker te slaan, maar raakte per ongeluk zijn duim. 
  1. (anatomie) één van de gehoorsbeentjes in het oor
    • De hamer heeft een belangrijke functie bij het overdragen van geluid in het oor. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
In een zeer ongunstige positie zijn
  • Iets onder de hamer brengen.
Iets veilen.
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
hameren

hamer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hameren
    • Ik hamer. 
  2. gebiedende wijs van hameren
    • Hamer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hameren
    • Hamer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord hamer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 

Zelfstandig naamwoord

hamer

  1. (gereedschap) hamer

Meer informatie


Bislama

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

hamer

  1. (gereedschap) hamer

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.