hakken
Nederlands
Woordafbreking
- hak·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘houwen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
Zelfstandig naamwoord
hakken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord hak
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hakken |
hakte |
gehakt |
zwak -t | volledig |
Hyponiemen
- afhakken, behakken, doorhakken, fijnhakken, houthakken, inhakken, omhakken, ophakken, uithakken, verhakken
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord hakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hakken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.