hafa

IJslands

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈhaːva /
Woordafbreking
  • ha·fa
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Oudnoordse werkwoord hafa
Naar frequentie 81
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid deelwoord
(supinum)
3e pers enk. 1e pers mv.
hafahafðihöfðumhaft
volledig

*Werkwoord 1

Werkwoord

hafa + accusatief

  1. overgankelijk beschikken over, hebben
  2. overgankelijk bewaren, bijhouden, houden, vasthouden
  3. overgankelijk lijden, voelen
Synoniemen
  • [1]: vera með
  • [2]: ráða yfir
  • [2]: halda
  • [3]: líða
Opmerkingen
  • [1]: "hafa" verwijst naar het abstracte bezit van iets. "eiga" (Engels: to have) verwijst naar het eigendom van een zaak.

*Werkwoord 2

Werkwoord

hafa (met voltooid deelwoord in onzijdige vorm enkelvoud)

  1. hulpwerkwoord hebben

Zelfstandig naamwoord

hafa

  1. genitief onbepaald onzijdig meervoud van haf


Oudnoords

Werkwoord

hafa

  1. hebben
  2. dragen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.