grootzeil
Nederlands
Woordafbreking
- groot·zeil
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van groot en zeil
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grootzeil | grootzeilen |
verkleinwoord | grootzeiltje | grootzeiltjes |
Zelfstandig naamwoord
grootzeil o
- (scheepvaart) in de klassieke zeilvaart de onderste, grootste zeil aan de grote mast
- (scheepvaart) in de moderne zeilvaart het zeil bevestigd met het voorlijk aan de achterkant van de (grootste) mast
Verwante begrippen
- mast, fok, grote ra, grootschoot
Vertalingen
1. in de klassieke zeilvaart de onderste, grootste zeil aan de grote mast
2. in de moderne zeilvaart het zeil bevestigd met het voorlijk aan de achterkant van de (grootste) mast
Gangbaarheid
- Het woord grootzeil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grootzeil' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.