randa

Indonesisch

Woordafbreking
  • ran·da
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Sanskriet रण्डा (raṇḍā) "weduwe"

Zelfstandig naamwoord

randa

  1. weduwe
Synoniemen
Antoniemen


Noors

Woordafbreking
  • ran·da
Woordherkomst en -opbouw
  • (bijvoeglijk naamwoord) voltooid deelwoord van rande.

Bijvoeglijk naamwoord

randa

  1. omrand
Verbuiging
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud randa mer randa mest randa
o enkelvoud randa
meervoud randa
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
randa mer randa mest randa

Werkwoord

randa

  1. verleden tijd van rande
  2. voltooid deelwoord van rande
Schrijfwijzen
  • [1-2]: randet

Zelfstandig naamwoord

randa, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van rande

(zelfstandig naamwoord, eerste afdeling, betekenissen 1-5)

Schrijfwijzen


Nynorsk

Woordafbreking
  • ran·da
Woordherkomst en -opbouw
  • (bijvoeglijk naamwoord) voltooid deelwoord van randa / rande.

Bijvoeglijk naamwoord

randa

  1. omrand
Verbuiging
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud randa meir randa mest randa
o enkelvoud randa
meervoud randa
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
randa meir randa mest randa

Werkwoord

randa

  1. verleden tijd van rande
  2. voltooid deelwoord van rande

Zelfstandig naamwoord

randa,

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van rand (zelfstandig naamwoord, eerste afdeling, betekenissen 1-5)

Zelfstandig naamwoord

randa,

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van rand (zelfstandig naamwoord, derde afdeling)


Swahili

Randa
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

randa

  1. (gereedschap) schaaf

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.