groef
![](../I/m/Veer_en_groef.jpg)
De linker plank met groef, de rechter plank met messing of veer.
Nederlands
Woordafbreking
- groef
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘greppel, inkerving’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | groef | groeven |
verkleinwoord | groefje | groefjes |
Zelfstandig naamwoord
groef v/m
- lange en smalle uitholling, insnijding, diepe rand
- *In het tafelblad zit een lelijke diepe groef.
- *De man had allemaal groeven in zijn gezicht.
Uitdrukkingen en gezegden
- messing en groef, groef en messing [2]
- veer en groef, groef en veer
- de groeven van een grammofoonplaat
- de groeven in zijn voorhoofd
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
graven |
groef
- enkelvoud verleden tijd van graven
- Ik groef.
- Jij groef.
- Hij, zij, het groef.
- Ik groef.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
groeven |
groef
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van groeven
- Ik groef.
- gebiedende wijs van groeven
- Groef!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van groeven
- Groef je?
Gangbaarheid
- Het woord groef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'groef' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.