groef

De linker plank met groef, de rechter plank met messing of veer.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groef
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘greppel, inkerving’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord groef groeven
verkleinwoord groefje groefjes

Zelfstandig naamwoord

groef v/m

  1. lange en smalle uitholling, insnijding, diepe rand
    • *In het tafelblad zit een lelijke diepe groef. 
    • *De man had allemaal groeven in zijn gezicht. 
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • messing en groef, groef en messing [2]
  • veer en groef, groef en veer
  • de groeven van een grammofoonplaat
  • de groeven in zijn voorhoofd
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
graven

groef

  1. enkelvoud verleden tijd van graven
    • Ik groef. 
    • Jij groef. 
    • Hij, zij, het groef. 

Werkwoord

vervoeging van
groeven

groef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van groeven
    • Ik groef. 
  2. gebiedende wijs van groeven
    • Groef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van groeven
    • Groef je? 

Gangbaarheid

  • Het woord groef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.