ril
Nederlands
Woordafbreking
- ril
Afgeleide begrippen
- rillen, rillijn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ril | riller | rilst |
verbogen | rille | rillere | rilste |
partitief | rils | rillers | - |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rillen |
ril
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rillen
- Ik ril.
- gebiedende wijs van rillen
- Ril!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rillen
- Ril je?
Gangbaarheid
- Het woord ril staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ril' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.