keep
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
keep m
Zelfstandig naamwoord
keep v / m
- inkeping, insnijding, kerf [4]
- (vogels) Fringilla montifringilla
een zangvogel uit de familie van vinkachtigen (Fringillidae ) [5]
Hyponiemen
- vizierkeep
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kepen |
keep
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kepen
- Ik keep.
- gebiedende wijs van kepen
- Keep!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kepen
- Keep je?
Gangbaarheid
- Het woord keep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'keep' herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "keep" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- keep op website: Etymologiebank.nl
- keep op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
Engels
Zelfstandig naamwoord
keep
- donjon; zwaarste toren in een middeleeuws kasteel
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to keep |
he/she/it | keeps |
verleden tijd | kept |
voltooid deelwoord |
kept |
onvoltooid deelwoord |
keeping |
gebiedende wijs | keep |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.