gordel
Nederlands
Woordafbreking
- gor·del
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘riem’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- afgeleid van gorden met het achtervoegsel -el [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gordel | gordels |
verkleinwoord | gordeltje | gordeltjes |
Zelfstandig naamwoord
gordel m
- een band die om het middel gedragen wordt
- Vergeet je gordel niet om te doen!
- (aardrijkskunde) (astronomie) smal, langgerekt gebied (zone) op aarde of in de ruimte
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gordelen |
gordel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gordelen
- Ik gordel.
- gebiedende wijs van gordelen
- Gordel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gordelen
- Gordel je?
Gangbaarheid
- Het woord gordel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gordel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.