belt
Nederlands
Woordafbreking
- belt
Zelfstandig naamwoord
belt m
- stortplaats voor afval
- In arme landen leven sommige mensen op de belt.
Synoniemen
- afvalstortplaats
- vuilnisbelt
- vuilnishoop
- vuilstortplaats
- stortplaats
Hyponiemen
- asbelt, gifbelt, giftbelt, mestbelt, vossebelt, vuilnisbelt
Afgeleide begrippen
- beltmolen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bellen |
belt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bellen
- Jij belt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bellen
- Hij belt.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van bellen
- Belt!
Gangbaarheid
- Het woord belt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'belt' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Engels
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / bɛlt] /
Woordafbreking
- belt
Woordherkomst en -opbouw
- Herkomst onduidelijk
Naar frequentie | 98623 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | belt | beltet | belter | belta beltene |
genitief | belt | beltets | belters | beltas beltenes |
Zelfstandig naamwoord
belt, o (met name van Deense zee-engten)
- (aardrijkskunde) Belt (bijv. de Grote Belt)
Afgeleide begrippen
- Lillebælt
- Storebælt
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.