collectief
Nederlands
Woordafbreking
- col·lec·tief
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gezamenlijk’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- afgeleid van collectie (met het voorvoegsel col-) met het achtervoegsel -ief
- afgeleid van het Franse collectif of daarvoor van het Latijnse 'collēctīvus'
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | collectief | collectieven |
verkleinwoord | collectiefje | collectiefjes |
Zelfstandig naamwoord
collectief o
- meerdere groepen die onder één noemer worden aangesproken, groep samenwerkende personen, samenwerkingsverband [2]
- Volgende week start De Coöperatie, een nieuw collectief voor freelancejournalisten. Oprichter Teun Gautier wil met dit platform freelancejournalisten het regelen van praktische zaken uit handen nemen. Bijvoorbeeld het binnenhalen van opdrachten, het onderhandelen met werkgevers en het publiceren via Blendle.[3]
- (taalkunde) verzamelnaam (collectivum) [4]
Synoniemen
- groep, groepering, gemeenschap, collectivum, vereniging
Hyponiemen
|
|
Vertalingen
1. meerdere groepen die onder één noemer worden aangesproken
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | collectief | collectiever | collectiefst |
verbogen | collectieve | collectievere | collectiefste |
partitief | collectiefs | collectievers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
collectief
- voor of als een geheel geldend [5]
- Ik geloof niet in zalen met meer dan vierhonderd stoelen. Er gebeurt volgens mij iets met de toeschouwers als het er te veel worden, ze lijken in één groot gruwelijk organisme te veranderen dat collectief reageert op alles wat het ziet en hoort, terwijl de acteurs steeds slechter gaan spelen in een vergeefse poging de energie over de menigte in de zaal en op de balkons te verdelen. [6]
- Relevanter nog voor de vraag hoeveel speelruimte een nieuwe regering heeft, is het houdbaarheidssaldo. Dat berekent in hoeverre collectieve voorzieningen in de toekomst betaalbaar blijven. Door de aantrekkende economie, de daling van zorguitgaven en werkloosheidsuitkeringen zal dit saldo in 2021 zijn toegenomen tot 0,7 procent van het bruto binnenlands product. Dat is „in euro’s uitgedrukt 5 miljard” extra ruimte op de begroting, volgens het planbureau.[7]
Hyponiemen
- semicollectief
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord collectief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'collectief' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "collectief" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC 24 maart 2016
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Harstad, Johan Max, Mischa & Het Tet-offensief 2017 ISBN 9789057598494 pagina 15
- NRC Philip de Witt Wijnen 24 juni 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.