gebed
Nederlands
Woordafbreking
- ge·bed
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het bidden’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- Naamwoord van handeling van bidden met het voorvoegsel ge-. [2]
- vervoeging van bedden: de stam met omvoegsel ge- -d, zonder -d omdat de stam al op -d eindigt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gebed | gebeden |
verkleinwoord | gebedje | gebedjes |
Zelfstandig naamwoord
gebed o
- het bidden.
- Het gebed was van korte duur, zodat het eten niet koud werd.
- Gebed: Moeder Maria, bevrijd ons van Poetin (Pussy Riot)
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. het bidden
Gangbaarheid
- Het woord gebed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gebed' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Angelsaksisch
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.