gebedshuis
Nederlands
Woordafbreking
- ge·beds·huis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gebed en huis met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gebedshuis | gebedshuizen |
verkleinwoord | gebedshuisje | gebedshuisjes |
Zelfstandig naamwoord
gebedshuis o
- (religie) gebouw waarin godsdienstoefeningen plaatsvinden
- Volgens de Twentse pastoor onderscheidt de christelijke gemeenschap op Sri Lanka zich door hun sterk verzoenende houding jegens andere religies. „Ze vormen slechts een kleine minderheid, - zo’n zeven procent van de bevolking- maar zijn zeer verdraagzaam. Zo heb ik het meegemaakt dat tijdens een misviering de buren van het boeddhistische gebedshuis opzettelijk lawaai begonnen te maken om het geluid van biddende christenen te overstemmen. Ik heb bewondering voor hun lankmoedigheid.” [1]
Gangbaarheid
- Het woord gebedshuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Tubantia Herman Haverkate 21-04-19 Twentse pastoor Marc Oortman leeft mee met zijn vrienden op Sri Lanka
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.