frezen
Nederlands
Uitspraak
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
frezen | ɡefreesd |
freeswerk |
Woordafbreking
- fre·zen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met de frees bewerken’ voor het eerst aangetroffen in 1924 [1]
- van frees zn met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
frezen |
freesde |
gefreesd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
frezen
- overgankelijk, (techniek) een verspanende bewerking uitvoeren met behulp van een roterend gereedschap, de frees
- Zowel metalen als harde kunststoffen kunnen gefreesd worden.
Hyponiemen
- trekfrezen, uitfrezen
Afgeleide begrippen
- freesbank, freesmachine, freesster, frezer, hakfreesmachine, puntlasfreesmachine
Verwante begrippen
- boren, doorslijpen, draaien, honen, kotteren, leppen, schaven, schuurbandslijpen, slijpen, superfijnen, zagen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord frezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'frezen' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.