schaven
Nederlands
Woordafbreking
- scha·ven
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schaven |
schaafde |
geschaafd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
schaven
- overgankelijk gladmaken door middel van een schaaf
- Kun je dat even voor mij schaven?
- wederkerend verwonden door wegscheuring van de huid
- Ik schaafde me gisteren.
- overgankelijk door middel van een schaaf in plakjes snijden
- Hij kon de kaas erg goed schaven.
Hyponiemen
- aanschaven, afschaven, beschaven, bijschaven, gelijkschaven, gladschaven, herschaven, openschaven, opschaven, overschaven, vlakschaven
Afgeleide begrippen
- schaafbank, schaafbeitel, schaafijs, schaafijzer, schaafkrullen, schaafmachine, schaafrasp, schaafsel, schaafstro, schaafwond, schaveling, schaver
Vertalingen
1. gladmaken door middel van een schaaf.
2. verwonden door wegscheuring van de huid.
Gangbaarheid
- Het woord schaven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schaven' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.