schaven

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scha·ven
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gladmaken’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schaven
schaafde
geschaafd
zwak -d volledig

Werkwoord

schaven

  1. overgankelijk gladmaken door middel van een schaaf
    • Kun je dat even voor mij schaven? 
  1. wederkerend verwonden door wegscheuring van de huid
    • Ik schaafde me gisteren. 
  1. overgankelijk door middel van een schaaf in plakjes snijden
    • Hij kon de kaas erg goed schaven. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

schaven mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schaaf

Gangbaarheid

  • Het woord schaven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.